Nokia 6630 - Instrumenten

background image

Instrumenten

100

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Instrumenten

Instell.

Druk op

en selecteer

Instrum.

Instellingen

om de instellingen te wijzigen. Ga naar

een instellingengroep en druk op

om deze te openen. Ga naar een instelling die u wilt

wijzigen en druk op

.

Telefooninstellingen

Algemeen

Displaytaal

- Als u de taal van de displayteksten in de telefoon wijzigt, verandert ook de

datum- en tijdnotatie en de gebruikte scheidingstekens, bijvoorbeeld in berekeningen. Bij de
instelling

Automatisch

wordt de taal geselecteerd op basis van de informatie op de SIM-

kaart. Wanneer u de taal van de displayteksten wijzigt, wordt de telefoon opnieuw opgestart.
De instellingen voor

Displaytaal

en

Invoertaal

beïnvloeden elke toepassing op de telefoon

en blijven actief totdat u deze (opnieuw) wijzigt.

Invoertaal

- Als u de taal wijzigt, veranderen de (speciale) tekens die beschikbaar zijn bij

het intoetsen van tekst en wordt er een andere woordenlijst gebruikt voor tekstinvoer met
woordenlijst.

Woordenboek

- Hiermee zet u tekstinvoer met woordenlijst

Aan

of

Uit

voor alle editors

op de telefoon. Tekstinvoer met woordenlijst is niet voor alle talen beschikbaar.

Welkomstnotitie/logo

- Telkens wanneer u de telefoon aanzet, wordt de welkomsttekst of

het logo kort weergegeven. Selecteer

Standaard

om de standaardafbeelding te gebruiken,

Tekst

om een welkomsttekst in te voeren (maximaal 50 letters) of

Afbeelding

om een

afbeelding of foto te selecteren uit

Galerij

.

Figuur 12
De helderheid van de
display aanpassen.

background image

Instrumenten

101

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Fabrieksinstellingen

- Hiermee kunt u voor bepaalde instellingen de oorspronkelijke

waarden herstellen. Daarvoor hebt u de blokkeringscode nodig. Zie Beveiliging, Telefoon en
SIM op pag. ’107’. Wanneer u de fabrieksinstellingen herstelt, kan het aanzetten van de
telefoon langer duren. Dit heeft geen effect op documenten en bestanden.

Standby-modus

U kunt sneltoetsen toewijzen voor de verschillende toetsaanslagen in standby-modus:

is de

Linkerselectietoets

,

is de

Navigatietoets rechts

en

is de

Selectietoets

. U kunt geen sneltoetsen instellen voor toepassingen die u zelf hebt

geïnstalleerd.

Operatorlogo

- Deze instelling is alleen zichtbaar als u een operatorlogo hebt ontvangen

en opgeslagen. U kunt kiezen of u het operatorlogo wilt weergeven.

Weergave

Helderheid

- Hiermee stelt u de helderheid van de display in (lichter of donkerder).

De helderheid van de display wordt automatisch aan de omgeving aangepast.

Timeout screensaver

- De screensaver wordt geactiveerd wanneer de timeout is verstreken.

Time-out verlichting

- Selecteer een time-out waarna het licht wordt uitgeschakeld.

Oproepinstellingen

Identificatie verz.

(netwerkdienst) - U kunt instellen dat het telefoonnummer wordt

weergegeven voor (

Ja

) of verborgen van (

Nee

) de persoon die u belt. De waarde kan ook

worden ingesteld door de netwerkoperator of de aanbieder wanneer u zich abonneert
(

Ingst. door netw.

).

Oproep in wachtrij

(netwerkdienst) - Als u de dienst Oproep in wachtrij hebt geactiveerd,

wordt u gewaarschuwd als er een nieuwe oproep binnenkomt terwijl u een gesprek voert.
Selecteer

Activeren

als u de functie Oproep in wachtrij wilt activeren,

Annuleer

als u deze

functie wilt uitschakelen of

Controleer status

als u wilt nagaan of de functie actief is.

Figuur 13
De screensaver geeft
het aantal nieuwe
berichten of gemiste
oproepen weer.

background image

Instrumenten

102

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Opr. weig. met SMS

- Selecteer

Ja

als u een SMS-bericht wilt verzenden naar een beller om

deze te informeren dat u de oproep niet kunt beantwoorden. Zie Een gesprek beantwoorden
of weigeren op pag. ’23’.

Berichttekst

- Typ een tekst die moet worden verzonden in een SMS-bericht wanneer u een

oproep weigert.

Afb. in video-oproep

- U kunt instellen dat er geen video wordt verzonden wanneer u een

video-oproep ontvangt. Selecteer een foto die moet worden weergegeven in plaats van
video.

Tip! Als u de

instellingen voor
doorschakelen wilt
wijzigen, drukt u op

en selecteert u

Instrum.

Instellingen

Doorschakelen

. Zie

Oproepen doorschakelen
op pag. ’111’.

Autom. opn. bellen

- Als u

Aan

selecteert, wordt maximaal tien keer geprobeerd de

verbinding tot stand te brengen. Druk op

om deze instelling uit te schakelen.

Samenvatting na opr.

- Activeer deze instelling als u wilt dat na het gesprek even globaal

de duur van het laatste gesprek wordt weergegeven.

Snelkeuze

- Selecteer

Aan

als u nummers wilt kunnen kiezen via de snelkeuzetoetsen

(

-

). Zie ook Een telefoonnummer bellen met een snelkeuzetoets op pag. ’23’.

Aannem. willek. toets

- Selecteer

Aan

als u inkomende oproepen wilt kunnen

beantwoorden door op een willekeurige toets te drukken, behalve

,

,

en .

Tip! U kunt

schakelen tussen de
telefoonlijnen door

ingedrukt te

houden in de standby-
modus.

Lijn in gebruik

(netwerkdienst) - Deze instelling wordt alleen weergegeven als de SIM-

kaart twee telefoonlijnen (twee abonneenummers) ondersteunt. Kies welke telefoonlijn u
wilt gebruiken om te bellen en om SMS-berichten te verzenden. Oproepen op beide lijnen
kunnen altijd worden beantwoord, ongeacht de geselecteerde lijn. Als u

Lijn 2

selecteert,

maar niet op deze netwerkdienst bent geabonneerd, kunt u niet bellen. Wanneer u lijn 2
hebt geselecteerd, wordt

weergegeven in de standby-modus.

Lijn wijzigen

(netwerkservice) - U kunt lijnselectie voorkomen door

Lijn wijzigen

Uitschakelen

te selecteren, als dit wordt ondersteund door de SIM-kaart. U hebt de

PIN2-code nodig om deze instelling te wijzigen.

background image

Instrumenten

103

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Instellingen verbinding

Gegevensverbindingen en toegangspunten

Uw telefoon ondersteunt pakketgegevensverbindingen (

), zoals GPRS bij het GSM-

netwerk. Zie ook Belangrijke symbolen op pag. ’15’. Voor een gegevensverbinding hebt u
een toegangspunt nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten definiëren, zoals:

• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van

multimediaberichten,

Uitleg: Bij GPRS

(General Packet Radio
Service) worden
pakketgegevens in korte
pulsen verstuurd via het
mobiele netwerk.

• toegangspunt voor de webtoepassing voor het bekijken van WML- of XHTML-pagina's en
• internettoegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van e-mail.

Vraag uw aanbieder welk type toegangspunt u nodig hebt voor de dienst waarvan u gebruik
wilt maken. Raadpleeg uw netwerkoperator of aanbieder voor informatie over de
beschikbaarheid van diensten voor pakketgegevensverbindingen.

Pakketgegevensverbindingen GSM- en UMTS-netwerken

Wanneer u de telefoon gebruikt in een UMTS-netwerk, kunnen meerdere
gegevensverbindingen tegelijk actief zijn, kunnen toegangspunten een gegevensverbinding
delen en blijven gegevensverbindingen actief (bijvoorbeeld tijdens spraakoproepen). Zie
Verbindingsbeheer op pagina ’96’ voor meer informatie over hoe u kunt zien hoeveel
gegevensverbindingen actief zijn. Zie ook netwerksymbolen in Belangrijke symbolen op
pagina ’15’.

De volgende symbolen worden weergegeven onder het symbool voor de signaalsterkte,
afhankelijk van het netwerk dat u gebruikt:

- GSM-netwerk, pakketgegevens zijn beschikbaar in het netwerk.

- GSM-netwerk, de pakketgegevensverbinding is actief en gegevens worden overgedragen.

- GSM-netwerk, er zijn meerdere pakketgegevensverbindingen actief.

background image

Instrumenten

104

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

- GSM-netwerk, de pakketgegevensverbinding staat in de wachtstand. (Dit is

bijvoorbeeld mogelijk tijdens een spraakoproep.)

- UMTS-netwerk, pakketgegevens zijn beschikbaar in het netwerk.

- UMTS-netwerk, de pakketgegevensverbinding is actief en gegevens worden

overgedragen.

- UMTS-netwerk, er zijn meerdere pakketgegevensverbindingen actief.

- UMTS-netwerk, de pakketgegevensverbinding staat in de wachtstand.

De instellingen voor het toegangspunt ontvangen

U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen in een SMS-bericht van een
aanbieder of de telefoon bevat vooraf ingestelde instellingen voor het toegangspunt. Zie
Logo's, beltonen, visitekaartjes, agenda-items en instellingen ontvangen op pag. ’55’.

• Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, selecteert u

Instrum.

Instellingen

Verbinding

Toegangspunten

.

Een toegangspunt is mogelijk beveiligd (

) door uw netwerkoperator of aanbieder.

Beveiligde toegangspunten kunnen niet worden bewerkt of verwijderd.

Toegangspunten

Opties in de lijst

Toegangspunten:

Bewerken

,

Nieuw

toegangspunt

,

Verwijderen

,

Help

en

Afsluiten

.

Volg de aanwijzingen van de aanbieder van de dienst.

Naam verbinding

- Een beschrijvende naam voor de verbinding.

Drager gegevens

- Afhankelijk van de geselecteerde dataverbinding zijn alleen bepaalde

velden beschikbaar. Vul alle velden in die zijn voorzien van een rood sterretje of de
aanduiding

Te definiëren

. De overige velden hoeft u alleen in te vullen als uw aanbieder

dat aangeeft.

Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de aanbieder van de netwerkdienst deze
functie ondersteunen en deze zo nodig activeren op de SIM-kaart.

background image

Instrumenten

105

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Opties bij het

bewerken van
toegangspuntinstellingen
:

Wijzigen

,

Geavanc.

instell.

,

Help

en

Afsluiten

.

Naam toegangspunt

(alleen voor GPRS) - Deze naam is nodig om verbinding met de GPRS-

en UMTS-netwerken te kunnen maken. De naam van het toegangspunt wordt u verstrekt
door de netwerkoperator of aanbieder.

Gebruikersnaam

- Deze kan nodig zijn bij het maken van een dataverbinding en wordt

doorgaans door de aanbieder verstrekt. De gebruikersnaam is vaak hoofdlettergevoelig.

Vraag om wachtw.

- Als u bij aanmelding op de server telkens een nieuw wachtwoord

moet invoeren of als u het wachtwoord niet in de telefoon wilt opslaan, selecteert u

Ja

.

Tip! Zie ook MMS-

en e-mailinstellingen
ontvangen op pag. ’53’,
Instellingen voor e-
mailberichten op pag. ’62’
en Toegang tot het web
op pag. ’69’.

Wachtwoord

- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het maken van een dataverbinding en

wordt doorgaans door de aanbieder verstrekt. Wachtwoorden zijn vaak
hoofdlettergevoelig.

Verificatie

-

Normaal

of

Beveiligd

.

Homepage

- Vul het webadres of het adres van de multimediaberichtencentrale in, al naar

gelang de gegevens die u instelt.

Selecteer

Opties

Geavanc. instell.

om de volgende instellingen te wijzigen:

Uitleg: DNS -

Domain Name Service.
Een internetdienst die
ervoor zorgt dat
domeinnamen, zoals
www.nokia.com, worden
omgezet in IP-adressen,
zoals 192.100.124.195.

Netwerktype

- Selecteer het gewenste internetprotocoltype:

IPv4-instellingen

of

IPv6-

instellingen

.

IP-adres telefoon

- Het IP-adres van uw telefoon.

Naamservers

- Primaire naamserver: Het IP-adres van de primaire DNS-server,

Secund.

naamserver:

Het IP-adres van de secundaire DNS-server. Neem voor deze adressen contact

op met de internetaanbieder.

Proxy-serveradres

- Definieer het adres van de proxy-server.

Proxy-poortnummer

- Voer het poortnummer van de proxy-server in.

Packet-gegevens

De pakketgegevensinstellingen gelden voor alle toegangspunten waarvoor een
pakketgegevensverbinding wordt gebruikt.

background image

Instrumenten

106

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Packet-ggvnsverb.

- Als u

Autom. bij signaal

selecteert en u zich bevindt in een netwerk

dat pakketgegevens ondersteunt, wordt de telefoon automatisch aangemeld bij het
pakketgegevensnetwerk. Ook het starten van een actieve pakketgegevensverbinding
verloopt sneller (bijvoorbeeld voor het versturen en ontvangen van e-mail). Als u

Wanneer

nodig

selecteert, wordt GPRS alleen gebruikt als u een toepassing of bewerking start

waarvoor een pakketgegevensverbinding nodig is. Als er geen GPRS-dekking is en u

Autom.

bij signaal

hebt geselecteerd, wordt regelmatig geprobeerd een pakketgegevensverbinding

tot stand te brengen.

Toegangspunt

- U moet de naam van het toegangspunt invullen als u de telefoon wilt

gebruiken als pakketgegevensmodem voor de computer.

Configuraties

U ontvangt mogelijk vertrouwensinstellingen voor de server van de netwerkoperator of
aanbieder in een configuratiebericht. De instellingen kunnen ook zijn opgeslagen op de
SIM- of USIM-kaart. U kunt deze instellingen opslaan op de telefoon en bekijken of
verwijderen in Configuraties.

Datum en tijd

Tip! Zie ook de

taalinstellingen op pag.
’100’.

Zie Klokinstellingen op pag. ’16’.

Beveiliging

Telefoon en SIM

PIN-code (4 tot 8 cijfers) beschermt de SIM-kaart tegen ongeoorloofd gebruik. De
PIN-code wordt gewoonlijk bij de SIM-kaart verstrekt. Als u de PIN-code driemaal achter
elkaar foutief invoert, wordt de code geblokkeerd. U kunt de SIM-kaart kan pas weer
gebruiken nadat de blokkering is opgeheven. Zie de informatie over de PUK-code in deze
sectie.

background image

Instrumenten

107

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

UPIN-code wordt mogelijk geleverd bij de USIM-kaart. De USIM-kaart is een uitgebreide
versie van de SIM-kaart die wordt ondersteund door mobiele UMTS-telefoons. Met de
UPIN-code wordt de USIM-kaart beveiligd tegen onbevoegd gebruik.

PIN2-code (vier tot acht cijfers) wordt bij sommige SIM-kaarten geleverd en verschaft u
toegang tot bepaalde functies op de telefoon.

Blokkeringscode (vijf cijfers) kan worden gebruikt om de telefoon te vergrendelen ter
voorkoming van onbevoegd gebruik. De fabrieksinstelling voor de blokkeringscode is
12345. Voorkom ongeoorloofd gebruik van uw telefoon door de blokkeringscode te
wijzigen. Houd de nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de
telefoon).

PUK- (Personal Unblocking Key) en PUK2-codes (8 cijfers) zijn vereist om een
geblokkeerde PIN-code of PIN2-code te wijzigen. Als de codes niet bij de SIM-kaart zijn
geleverd, neemt u contact op met de operator van uw SIM-kaart.

UPUK-code wordt mogelijk geleverd bij de USIM-kaart en is nodig om een UPIN-code te
deblokkeren.

Portefeuillecode is nodig als u de portefeuillediensten wilt gebruiken. Zie Portefeuille op
pag. ’79’.

Tip! U kunt de

telefoon handmatig
vergrendelen door op

te drukken. Er verschijnt
een lijst met opdrachten.
Selecteer

Blokkeer

telefoon

.

PIN-code vragen

- Als deze optie actief is, moet u bij inschakeling van de telefoon altijd

eerst de PIN-code opgeven. Het kan zijn dat u deze optie bij sommige SIM-kaarten niet
kunt uitschakelen.

PIN-code

,

PIN2-code

en

Blokkeringscode

- U kunt de blokkeringscode, de PIN-code en de

PIN2-code wijzigen. Deze codes kunnen alleen bestaan uit cijfers van 0 t/m 9.

Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken van de alarmnummers, om te
voorkomen dat u per ongeluk het alarmnummer kiest.

Periode autom. blok.

- U kunt een timeout instellen waarna de telefoon automatisch

wordt vergrendeld. Met de juiste blokkeringscode kunt u de blokkering opheffen. Geef het

background image

Instrumenten

108

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

aantal minuten op voor de time-out of selecteer

Geen

als u de automatische blokkering

wilt uitzetten.

Voer de blokkeringscode in om de telefoon te ontgrendelen.

Opmerking: Wanneer de telefoon is vergrendeld, kunt u soms nog wel in het profiel

Offline bepaalde alarmnummers kiezen die in het geheugen van de telefoon zijn
geprogrammeerd.

Blok. als SIM gewijz.

- U kunt instellen dat om de blokkeringscode wordt gevraagd als er

een onbekende SIM-kaart in de telefoon wordt geplaatst. Op de telefoon wordt een lijst
van SIM-kaarten bijgehouden die worden herkend als kaarten van de eigenaar.

Opties in de

weergave Vaste
nummers:

Openen

,

Bellen

,

Vaste nrs.

activeren

/

Vaste nrs.

deact.

,

Nieuw contact

,

Bewerken

,

Verwijderen

,

Toev. aan Contact.

,

Toev.

uit Contacten

,

Zoeken

,

Markeringen aan/uit

,

Help

en

Afsluiten

.

Vaste nummers

- Als deze functie door de SIM-kaart wordt ondersteund, kunt u uitgaande

oproepen en SMS-berichten beperken tot bepaalde telefoonnummers. Hiervoor hebt u de
PIN2-code nodig. Als u de lijst met vaste nummers wilt zien, drukt u op

en selecteert

u

Instrumenten

Instellingen

Beveiliging

Telefoon en SIM

Vaste nummers

. Als u

nieuwe nummers aan de lijst met vaste nummers wilt toevoegen, selecteert u

Opties

Nieuw contact

of

Toev. uit Contacten

. Wanneer u vaste nummers gebruikt, zijn

pakketgegevensverbindingen niet mogelijk, behalve wanneer u SMS-berichten verzendt via
een pakketgegevensverbinding. In dit geval moeten het nummer van het berichtencentrale
en het telefoonnummer van de ontvanger worden opgenomen in de lijst met vaste
nummers.

Opmerking: Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld waarmee de mogelijke

oproepen worden beperkt (zoals de blokkering van oproepen, gesloten
gebruikersgroepen en vaste nummers), kunt u soms nog wel geprogrammeerde
officiële alarmnummers kiezen.

CUG

(Closed User Group) (netwerkdienst) - Hiermee kunt u een groep mensen opgeven die

u kunt bellen of die u kunnen bellen.

SIM-diensten bevest.

(netwerkdienst) - Hiermee kunt u een bevestigingsbericht verschijnt

wanneer u een SIM-kaartdienst gebruikt.

background image

Instrumenten

109

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

Certificaatbeheer

Digitale certificaten vormen geen waarborg voor de veiligheid. Ze worden gebruikt om de
oorsprong van software te verifiëren.

In de beginweergave van Certificaatbeheer ziet u een lijst van de autoriteitscertificaten die
op de telefoon zijn opgeslagen. Druk op

om een lijst met persoonlijke certificaten weer

te geven, indien beschikbaar.

Uitleg: Via digitale

certificaten wordt de
oorsprong van XHTML- of
WML-pagina's en
geïnstalleerde software
geverifieerd. Een
certificaat kan echter
alleen worden vertrouwd
als zeker is dat het
authentiek is.

U moet digitale certificaten gebruiken als u verbinding wilt maken met een online bank of
een andere site of remote server voor acties waarbij vertrouwelijke informatie wordt
uitgewisseld. Deze moeten ook worden gebruikt als u virussen of andere kwaadaardige
software zoveel mogelijk buiten de deur wilt houden en er zeker van wilt kunnen zijn dat
de software die u downloadt en installeert betrouwbaar is.

Belangrijk: Zelfs als het gebruik van certificaten de risico's van externe
verbindingen en de installatie van software aanzienlijk beperkt, moeten de
certificaten wel op de juiste wijze worden gebruikt om te kunnen profiteren van
een verbeterde beveiliging. De aanwezigheid van een certificaat biedt op zichzelf
geen enkele beveiliging; de beveiliging wordt pas verbeterd als de certificaten
correct, authentiek of vertrouwd zijn. Certificaten hebben een beperkte
levensduur. Als wordt aangegeven dat het certificaat is verlopen of dat het nog
niet geldig is, terwijl het certificaat geldig zou moeten zijn, controleert u dan of
de huidige datum en tijd van de telefoon goed zijn ingesteld.

Opties in de

beginweergave van
Certificaatbeheer:

Certificaatgegevens

,

Verwijderen

,

Inst.

Vertrouwen

,

Markeringen aan/uit

,

Help

en

Afsluiten

.

De authenticiteit van certificaten controleren

U kunt alleen van de identiteit van een server op aan als de handtekening en de
geldigheidsduur van het desbetreffende servercertificaat zijn gecontroleerd.

Er wordt een melding weergegeven op de telefoondisplay als de identiteit van de server of
gateway niet authentiek is of als u niet het juiste beveiligingscertificaat hebt.

Als u de details van een certificaat wilt controleren, gaat u naar het certificaat en
selecteert u

Opties

Certificaatgegevens

. Wanneer u de certificaatgegevens weergeeft,

background image

Instrumenten

110

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.

wordt de geldigheid van het certificaat gecontroleerd en kan een van de volgende
berichten verschijnen:

Certificaat niet vertrouwd

- U hebt nog geen toepassing ingesteld voor het certificaat.

Zie Vertrouwensinstellingen wijzigen op pag. ’110’.

Geldigheid certificaat verstreken

- De geldigheidsperiode voor het geselecteerde

certificaat is verlopen.

Certificaat nog niet geldig

- De geldigheidsperiode voor het geselecteerde certificaat

is nog niet ingegaan.

Certificaat verminkt

- Het certificaat is onbruikbaar. Neem contact op met de uitgever

van het certificaat.

Vertrouwensinstellingen wijzigen

Voordat u certificaatinstellingen wijzigt, moet u controleren of de eigenaar van het
certificaat kan worden vertrouwd en of het certificaat werkelijk van de opgegeven eigenaar
afkomstig is.

Ga naar een autoriteitscertificaat en selecteer

Opties

Inst. Vertrouwen

. Afhankelijk van

het certificaat, verschijnt er een lijst van de toepassingen die met dat certificaat kunnen
worden gebruikt. Voorbeeld:

Symbian-installatie

:

Ja

- Het certificaat kan aangeven of de oorsprong van een nieuwe

toepassing voor een Symbian-besturingssysteem betrouwbaar is.

Internet

:

Ja

- Het certificaat kan aangeven of servers betrouwbaar zijn.

Toep.installatie

:

Ja

- Het certificaat kan aangeven of de oorsprong van een nieuwe

Java-toepassing betrouwbaar is.

Selecteer

Opties

Inst. Vertrouw bew.

om de waarde te wijzigen.

background image

Instrumenten

111

Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.